De verhuur van onroerende zaken is in het algemeen vrijgesteld van omzetbelasting. Het Hof van Justitie EU heeft in meerdere arresten het begrip verhuur van onroerende zaken uitgelegd als het onder bezwarende titel (dat wil zeggen tegen vergoeding) verlenen van het recht om een onroerende zaak te gebruiken alsof de huurder daarvan eigenaar is en ieder ander van het genot van de zaak uit te sluiten. Ook als de verhuurder bijkomende prestaties verricht kan de kwalificatie verhuur van onroerende zaken op het totaal van toepassing zijn.
Er geldt een uitzondering op de vrijstelling van omzetbelasting voor de verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten voor korte perioden. Deze uitzondering is vastgelegd in een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 1995. Dat besluit is bekend onder de naam Mededeling 40. Van de toepassing van Mededeling 40 zijn volgens het besluit uitgezonderd ondernemers die niet voornamelijk belaste prestaties verrichten. Argument daarvoor was dat het toepassen van de faciliteit tot een onevenredig voordeel zou leiden door het recht op aftrek van voorbelasting. De Hoge Raad accepteert dat argument niet als rechtvaardiging voor het niet toepassen van de faciliteit. Volgens de Hoge Raad handelt de Belastingdienst in strijd met het gelijkheidsbeginsel wanneer ondernemers die overwegend vrijgestelde prestaties verrichten de faciliteit van Mededeling 40 niet mogen toepassen.