Bij de vereffening van het vermogen van een ontbonden BV werden alle activa en passiva van de BV overgedragen aan de enige aandeelhouder. Een van de vermogensbestanddelen was een jacht. De BV was in België gevestigd, maar het jacht bevond zich op het tijdstip van de vereffening in Nederland. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag op voor de levering van het jacht aan de aandeelhouder.

Hof Den Bosch deelde de opvatting van de belastingdienst dat de BV bij de vereffening het jacht aan haar aandeelhouder had geleverd en daarvoor een vergoeding had ontvangen. Normaliter maakt bij een vereffening de vennootschap haar activa te gelde, voldoet haar schulden en keert het batige saldo aan haar aandeelhouder uit. Volgens het Hof voldeed de aandeelhouder in dit geval aan de vennootschap als tegenprestatie voor de aan hem overgedragen activa de som van de liquidatie-uitkering en het bedrag van de schulden. Het Hof zag daar leveringen van de overgedragen activa in.

De Hoge Raad ziet dat anders. Leveringen door ondernemers zijn alleen aan de omzetbelasting onderworpen als zij onder bezwarende titel worden verricht. Een levering is alleen belastbaar als tussen de leverancier en de afnemer over en weer prestaties worden uitgewisseld en de vergoeding de tegenwaarde vormt voor de levering. Bij de overdracht van het gehele vermogen in het kader van de ontbinding en vereffening worden niet over en weer prestaties uitgewisseld tussen de vennootschap en de aandeelhouder. Het gehele vermogen van de vennootschap is zonder enige tegenprestatie overgedragen aan de aandeelhouder. Er had zich dus geen belastbaar feit voor de omzetbelasting voorgedaan, zodat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd.