Procedures over belastingzaken worden door de belastingkamers van rechtbanken en gerechtshoven behandeld. In een civiele procedure heeft een aanbieder van mobiele telefonie de rechtbank gevraagd om voor recht te verklaren dat de Nederlandse staat bij de veiling van vergunningen voor het gebruik van UMTS-frequenties als ondernemer voor de omzetbelasting is opgetreden. Met een dergelijke verklaring voor recht zou de aanbieder kunnen afdwingen dat de Nederlandse staat een factuur met omzetbelasting moet opmaken. Alleen met behulp van een geldige factuur kan een ondernemer immers aftrek van voorbelasting claimen. Omdat er geen geldige factuur was uitgereikt was een procedure bij de belastingkamer niet mogelijk. De belastingrechter kan de staat niet bevelen om een BTW-factuur af te geven aan een belastingplichtige die aftrek verlangt. Daarom stond alleen de weg naar de civiele rechter open.
De veiling heeft plaatsgevonden in het jaar 2000. Voor het verkrijgen van deze vergunning is een bedrag van € 435 miljoen betaald.
Het Hof van Justitie van de EG heeft in arresten uit 2006 en 2007 overwogen dat het veilen van vergunningen geen economische activiteit is. De feiten in deze arresten van het Hof waren vrijwel gelijk aan de feiten in de procedure
voor de rechtbank Den Haag. De rechtbank oordeelde daarom dat de staat bij het verstrekken van de UMTS-vergunning niet als ondernemer heeft gehandeld. Dat betekent dat er terecht over de vergoeding geen omzetbelasting in rekening is gebracht. De rechtbank
heeft de vorderingen afgewezen.


