De belastingdienst deelde gemeenschapshuizen en buurthuizen voor de werknemersverzekeringen in de sector detailhandel in. Uitgangspunt voor deze indeling was dat zalenverhuur de kernactiviteit vormde. De werknemers waren volgens de belastingdienst vooral werkzaam als beheerder en schoonmaakster ten behoeve van de verhuur van zalen. De doelstelling van de exploitant van een gemeenschaps- of buurthuis is volgens de belastingdienst niet doorslaggevend voor de sectorindeling.
Volgens Hof Den Bosch was de ware aard van de werkzaamheden de behartiging van "maatschappelijke belangen". Gezien de inzet van vele vrijwilligers moesten volgens het Hof voor de sectorindeling de niet in dienstverband verrichte werkzaamheden op een lijn worden gesteld met de in loondienst verrichte werkzaamheden. Op basis daarvan deelde het Hof de exploitant in in de sector gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen.


