De werkgever heeft een eigen verantwoordelijkheid bij de verzuimaanpak van werknemers en bij het verrichten van re-integratie-inspanningen om te bevorderen dat werknemers hun eventuele restcapaciteit zoveel mogelijk benutten. Het beoordelen van medische aspecten van de werknemer behoort tot de taken van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts moet conclusies over beperkingen van de werknemer en over diens resterende arbeidsmogelijkheden met de werkgever delen, maar hij mag de werkgever geen inzage geven in het medisch dossier.
Als uitgangspunt bij de behandeling van arbeidsongeschikte werknemers en de re-integratie geldt dat een werkgever van de advisering van de bedrijfsarts mag uitgaan, tenzij er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van het advies.
Reden voor twijfel was er in het volgende geval. Een werkneemster viel na gedeeltelijke hervatting van haar werk geregeld uit vanwege postoperatieve complicaties en bijkomende klachten als verminderde mentale belastbaarheid. Toch hield de bedrijfsarts vast aan de overtuiging dat terugkeer in het eigen werk mogelijk was. Na iedere uitval stelde de bedrijfsarts aangepaste opbouwschema's vast, waarbij de datum van volledige werkhervatting telkens onhaalbaar bleek.
Onder deze omstandigheden had de werkgever moeten twijfelen aan de juistheid van het medisch re-integratieadvies van de bedrijfsarts. De werkgever had een deskundigenoordeel kunnen aanvragen om zekerheid te verkrijgen over de geschiktheid van de werkneemster voor het eigen werk. Bij onvoldoende re-integratiemogelijkheden in eigen bedrijf had de werkgever bijtijds op zoek kunnen gaan naar mogelijkheden elders.
Volgens de rechtbank had de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht en was de werkgever terecht met een loondoorbetalingssanctie geconfronteerd.


