Financiering van deelnemingen in Turkse en Marokkaanse vennootschappen.
De Wet op de Vennootschapsbelasting bevat sinds 24 december 1996 een uitsluiting van de mogelijkheid om een geleden valutaverlies op de financiering van een buitenlandse deelneming ten laste van de winst te brengen. Deze valutaregeling vormt volgens de rechtbank Haarlem een nieuwe beperking van de vrijheid van vestiging in de zin van de Associatieovereenkomst tussen de EEG en Turkije. De betreffende bepaling heeft rechtstreekse werking, zodat een belanghebbende zich daarop in rechte kan beroepen.
De staatssecretaris van Financiën bestreed in cassatie dat de valutaregeling een belemmering van de vrijheid van vestiging vormt. Voor het geval dit anders zou zijn, beriep de staatssecretaris zich op het bestaan van een rechtvaardigingsgrond. De Hoge Raad heeft deze opvatting verworpen onder verwijzing naar een arrest uit 2008.
De uitsluiting van de mogelijkheid om de financieringsrente af te trekken van de Nederlandse belastbare winst maakt het houden van aandelen in een Marokkaanse vennootschap minder aantrekkelijk. Deze belemmering heeft geen betrekking op een verrichting die tot uitdrukking komt op de kapitaalrekening van de betalingsbalans en valt daarom buiten het bereik van de Euro-mediterrane overeenkomst.


