Bij de overdracht van een aantal panden aan zijn kinderen schold vader aan ieder van zijn kinderen een deel van de koopsom kwijt. De totale koopsom bedroeg ƒ 5,1 miljoen. Deze koopsom was gebaseerd op een eerdere minnelijke waardering. De kwijtschelding per kind bedroeg ƒ 1 miljoen. Voorafgaande aan de overdracht waren de panden ingrijpend verbouwd voor een bedrag van ruim ƒ 2 miljoen. Een taxateur stelde de waarde van de panden per medio 2000 vast op ƒ 8,9 miljoen.

Voordat de aanslagen schenkingsrecht werden opgelegd stelde de belastingdienst een boekenonderzoek in bij de vennootschappen van vader. In het kader van dat onderzoek werden vragen gesteld over de transacties met de panden. Ten tijde van het opleggen van de aanslagen schenkingsrecht was het onderzoek nog niet afgerond. Toen later bleek dat de waarde van de panden hoger was dan de als uitgangspunt gehanteerde waarde van ƒ 5,1 miljoen legde de belastingdienst navorderingsaanslagen op. De belastingdienst had echter een ambtelijk verzuim begaan door de uitkomsten van het boekenonderzoek niet af te wachten. Daarmee had de belastingdienst het recht verspeeld om na te vorderen.