Wanneer aanvankelijk te weinig belasting is geheven, kan de belastingdienst dat herstellen door het opleggen van een navorderingsaanslag. De belastingdienst is alleen bevoegd om een navorderingsaanslag op te leggen als er sprake is van een zogenaamd nieuw feit, dat is een feit dat de inspecteur bij het opleggen van de oorspronkelijke aanslag niet bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Er is geen nieuw feit nodig om een navorderingsaanslag op te leggen als de belastingplichtige te kwader trouw is. Kwade trouw houdt in, dat de belastingplichtige met betrekking de inspecteur opzettelijk niet de juiste inlichtingen heeft verstrekt of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. De kwade trouw moet betrekking hebben op het belastbare feit dat de aanleiding voor de navordering vormt. De inspecteur moet de kwade trouw van de belastingplichtige bewijzen.
In een procedure over het niet verantwoorden van een uitkering uit een levensverzekering in de aangifte inkomstenbelasting was Hof Arnhem van oordeel dat de inspecteur er niet in was geslaagd om kwade trouw van de belastingplichtige
te bewijzen. Van een nieuw feit was geen sprake, aangezien de inspecteur al voor het opleggen van de aanslag bericht over de uitkering had ontvangen van de verzekeringsmaatschappij. De door de inspecteur aangevoerde omstandigheden sloten niet uit dat de belastingplichtige was
vergeten dat hij een verzekeringsuitkering had ontvangen die hij moest verantwoorden aan de belastingdienst. In andere jaren had de belastingplichtige vergelijkbare uitkeringen wel aangegeven.
Er was wel sprake van grove onachtzaamheid, maar dat vormt geen kwade trouw. Daarmee ontbrak de wettelijke grondslag voor het opleggen van de navorderingsaanslag.


