De belastingdienst verklaarde het bezwaarschrift dat een ondernemer had ingediend tegen een opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting niet-ontvankelijk. De daarop volgende verklaring leidde tot een bevestiging van de niet-ontvankelijkverklaring door het gerechtshof. De ondernemer had in de procedure voor het Hof getuigenbewijs aangeboden, maar het Hof verwierp dit aanbod. De reden daarvoor was dat de ondernemer voor het Hof had gezegd dat de getuige die hij wilde laten horen “niet meer precies wist hoe het zat” en dat “hij bepaalde zaken niet meer helemaal helder voor de geest had". Het Hof ging er op voorhand van uit dat de verklaring van de getuige geen waarde had. Dat is in strijd met het door de Hoge Raad geformuleerde prognoseverbod. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak naar Hof Amsterdam verwezen.


