In een arrest uit 2010 heeft de Hoge Raad beslist dat een drijvende constructie een schip in de zin van het Burgerlijk Wetboek is. Een schip is in het algemeen een roerende zaak. Een verbinding tussen een schip en de bodem die toelaat dat het schip met de waterstand mee beweegt, maakt van een schip geen onroerende zaak, aldus de Hoge Raad.

 

Onder verwijzing naar dit arrest heeft Hof Den Bosch een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting vernietigd die betrekking had op een betonnen drijflichaam met een houten opbouw. De constructie was bevestigd aan twee in de grond verankerde palen. Het geheel was in gebruik als recreatieverblijf. Volgens het hof was sprake van een schip. Dat werd niet anders door de bestaande verbinding met de wal door middel van kabels of door de aansluiting op nutsleidingen en riolering.

 

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof afgewezen. De inspecteur had aangevoerd dat de constructie geen zelfstandig drijfvermogen had en dat de verankering moest voorkomen dat de constructie zou kantelen. Volgens de Hoge Raad verhindert dat niet dat de constructie bestemd was om te drijven en feitelijk ook dreef.

Bij de beantwoording van de vraag of de constructie een onroerende zaak was omdat zij een bestanddeel van een onroerende zaak vormde, moet naar de grond onder en naast de constructie gekeken worden. De inspecteur had aangevoerd dat naar het gehele recreatiepark moest worden gekeken.