Iemand had in zijn testament zijn echtgenote en zijn twee kinderen aangewezen als zijn erfgenamen, ieder voor een derde deel. Aan de echtgenote kwam het vruchtgebruik van de erfdelen van de kinderen toe. Bij de notariële verdeling van de nalatenschap werd ieders erfdeel bepaald op ƒ 44.000. Een van de kinderen verkreeg de ouderlijke woning voor de getaxeerde waarde van ƒ 120.000, onder voorbehoud van het zakelijk recht van gebruik en bewoning van zijn moeder. Daar stond tegenover dat dit kind alle schulden van de huwelijksgoederengemeenschap en de begrafeniskosten voor zijn rekening moest nemen. De hierdoor ontstane overbedeling werd gecompenseerd door een schuld aan zijn moeder. Het andere kind kreeg alleen een vordering wegens onderbedeling op zijn moeder. Geruime tijd later werd de woning voor € 398.000 verkocht, nadat moeder deze had verlaten. Na de verkoop betaalde de verkoper een bedrag van € 47.241 aan zijn broer, omdat hij meende dat zijn broer bij de verdeling van de nalatenschap van vader was benadeeld. In de aangifte schenkingsrecht werd een beroep gedaan op de vrijstelling voor de voldoening aan een natuurlijke verbintenis. De rechtbank en het Hof meenden dat deze vrijstelling niet van toepassing was. Een natuurlijke verbintenis is een morele verplichting die rechtens niet-afdwingbaar is. Het bestaan van een dergelijke verplichting moet objectief worden beoordeeld.
Volgens de rechtbank waren partijen blijkens de akte van mening dat de verdeling van de nalatenschap juist was. Het enkele feit dat de woning aan een van de kinderen is toebedeeld, is geen reden om aan te nemen dat de verdeling onjuist is. Er was geen sprake van een dringende verplichting uit de moraal of het fatsoen.

