Op dividenduitkeringen door in Nederland gevestigde besloten en naamloze vennootschappen aan hun aandeelhouders moet in het algemeen dividendbelasting worden ingehouden. Het tarief van de dividendbelasting bedraagt 15%. Voor uitkeringen van dividend aan op de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschappen met een belang van 25% of meer in de uitkerende vennootschap geldt volgens de Belastingregeling voor het Koninkrijk een tarief van 8,3%. In een procedure was de vraag of de inhouding van dividendbelasting in een dergelijk geval een beperking vormt die is verboden door de General Agreement on Trade in Services (GATS).

 

Volgens de Hoge Raad is dat niet het geval. Het verschil tussen de fiscale behandeling van aan een binnenlandse moedervennootschap en aan een buitenlandse moedervennootschap uitgekeerde dividenden wordt door een eerdere bepaling van de GATS dan de bepaling waarop de uitkerende vennootschap zich beriep toegestaan. Bij uitkering van dividend aan een niet aan de Nederlandse belastingheffing onderworpen aandeelhouder gaat een belastingclaim in Nederland verloren. Dit is niet het geval bij een dividenduitkering aan een binnenlandse aandeelhouder. Het verschil in behandeling is bedoeld om doeltreffend directe belastingen van de buitenlandse moedervennootschap te kunnen heffen. De GATS laat dat toe. De inhoudingsvrijstelling van de Wet op de Dividendbelasting wordt volgens de Hoge Raad niet zodanig toegepast dat zij een middel vormt tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of tot een verkapte beperking van de handel in diensten.