Naar Nederlands nationaal recht wordt iemands woonplaats beoordeeld naar omstandigheden. Een natuurlijke persoon woont in Nederland als hij duurzame persoonlijke betrekkingen met Nederland heeft.

In een procedure voor de rechtbank Breda voerde de inspecteur de volgende feiten en omstandigheden aan ter onderbouwing van zijn standpunt dat de belastingplichtige in Nederland woonde:

- hij had een woning in Nederland, waar zijn echtgenote en zijn zoon woonden;

- zijn dochter woonde in de plaats waar de belastingplichtige een woning had;

- de belastingplichtige had een bankrekening, spaartegoeden en creditcards in Nederland;

- hij genoot uitkeringen in Nederland.

De belastingplichtige stelde dat hij in Thailand woonde. Ter onderbouwing van zijn standpunt voerde hij kopieën van Attestaties de Vitae aan die waren ondertekend door de Nederlandse Ambassade in Bangkok. Uit deze bescheiden zou moeten blijken dat hij in Thailand woonde.

Onderzoek door de inspecteur wees uit dat het om vervalsingen ging. De rechtbank hield voor de beoordeling van de woonplaats geen rekening met deze bescheiden.

Vanwege het gebrek aan onderbouwing door de belastingplichtige vond de rechtbank dat hij terecht als binnenlands belastingplichtige was aangemerkt.