Bij de uitgifte van aandelen diende tot 2006 kapitaalsbelasting te worden betaald over het bedrag van de storting op aandelen. Er gold een vrijstelling voor fusies.

In het kader van een herstructurering binnen een groep van vennootschappen vond een fusie plaats om een tussenholding te elimineren. Het gehele vermogen van de tussenholding, inclusief de deelneming in een werkmaatschappij, ging over op deze werkmaatschappij tegen uitreiking van één aandeel aan de holding. Net voor de fusie had de tussenholding een deel van het belang in de werkmaatschappij verkocht aan de holding. De bedoeling van deze verkoop was het aantal aandelen dat de werkmaatschappij in zichzelf zou verkrijgen door de fusie te beperken. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag kapitaalsbelasting op omdat de fusievrijstelling niet van toepassing was. Hof Arnhem volgde de opvatting van de inspecteur. Beide rechtshandelingen samengevoegd hadden hetzelfde effect als een eenmalige uitreiking van aandelen aan de holding tegen storting van een bedrag in geld. Het Hof merkte het samenstel van rechtshandelingen fiscaalrechtelijk aan als één rechtshandeling.

De constatering dat twee rechtshandelingen een nauw onderling verband hebben, leidt niet tot de conclusie dat deze rechtshandelingen fiscaalrechtelijk als één geheel moeten worden aangemerkt. De koop van aandelen in de werkmaatschappij door de holding is een andere rechtshandeling dan het volstorten door de holding van door de werkmaatschappij uit te geven aandelen. De juridische fusie die volgde op de aandelenkoop maakte de koop niet ongedaan. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd. In deze situatie was geen ruimte voor het heffen van kapitaalsbelasting.