Ondernemers die voldoen aan het urencriterium hebben recht op faciliteiten als de zelfstandigenaftrek. Wanneer echtgenoten in een samenwerkingsverband een onderneming drijven tellen niet zonder meer alle gewerkte uren mee voor het urencriterium. Is het samenwerkingsverband ongebruikelijk omdat een dergelijk samenwerkingsverband niet zou worden aangegaan door personen die geen band met elkaar hebben en zijn de werkzaamheden van een van de samenwerkingspartners hoofdzakelijk van ondersteunende aard, dan tellen die uren niet mee voor het urencriterium.

 

De belastingdienst legde, na aanvankelijk de zelfstandigenaftrek te hebben toegekend, een navorderingsaanslag op aan een vrouw die samen met haar man in een VOF een transportbedrijf dreef. De belastingdienst meende dat de vrouw te veel uren had besteed aan werkzaamheden van ondersteunende aard en dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was. Omdat het ging om een navorderingsaanslag moest niet de ondernemer bewijzen dat was voldaan aan het urencriterium, maar moest de belastingdienst bewijzen dat de werkzaamheden ondersteunend van aard waren en dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was.

 

De rechtbank Haarlem onderzocht eerst of het samenwerkingsverband ongebruikelijk was. Volgens de rechtbank volgt de ongebruikelijkheid van een samenwerkingsverband niet automatisch uit een ongelijke verdeling van de werkzaamheden. De belastingdienst had dat wel aangevoerd maar niet onderbouwd waarom bij een ongelijke verdeling het aangaan van een samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen ongebruikelijk zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank maakte de belastingdienst niet aannemelijk dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was. Dat had tot gevolg dat de opgelegde navorderingsaanslag niet in stand kon blijven.