Een ondernemer die een landbouwbedrijf exploiteerde kocht in het jaar 2000 een perceel cultuurgrond van ruim tien hectare. Vervolgens verzocht de ondernemer het college van B en W om wijziging van het bestemmingsplan in verband met zijn voornemen om op het aangeschafte perceel een nieuw akker- en tuinbouwbedrijf te vestigen met een bedrijfswoning. Hij diende daarna een aanvraag in voor een bouwvergunning voor een woning met bedrijfsruimte. Nadat de gemeente in 2002 een vergunning verleende werd met de bouw van de woning begonnen.
In de jaarrekening over het boekjaar 2000/2001 was ruim acht hectare van het gekochte perceel als ondernemingsvermogen op de balans opgenomen. De resterende twee hectare waren als privé vermogen aangemerkt. Een taxateur van de belastingdienst stelde de waarde in het economisch verkeer van deze twee hectare grond op € 330.000.
De vraag was of de waardevermeerdering van de grond onderdeel was van de winst uit onderneming. Volgens de rechtbank Haarlem mocht de ondernemer vanaf de aankoop van het perceel de twee hectare grond tot zijn privévermogen rekenen. De start van de bouw van opstallen op het privédeel leidde niet tot de realisatie van belastbare winst. Er was geen sprake van een belaste sfeerovergang van ondernemings- naar privévermogen. Ook had de ondernemer het perceel niet verkocht. De enkele waardestijging van de grond hield geen belastbaar feit in.