Iemand met een WAO-uitkering als enige bron van inkomen kocht een dure auto die hij contant betaalde. De koopsom voor de auto was beduidend hoger dan zijn netto uitkering.

De belastingdienst veronderstelde dat de uitkeringsgerechtigde andere inkomsten moest hebben gehad en verhoogde het inkomen met een bedrag gelijk aan de koopsom voor de auto. De rechtbank vond dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de uitkeringsgerechtigde extra inkomsten moest hebben gehad. De rechtbank vond aannemelijk dat de WAO-uitkering was besteed aan het levensonderhoud. Omdat de man al enkele jaren een uitkering had, kon hij ook in eerdere jaren niet gespaard hebben. Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek dat de uitkeringsgerechtigde in een periode van 4,5 jaar zeven verschillende auto's op zijn naam had gehad en meerdere auto’s gelijktijdig. De uitkeringsgerechtigde slaagde er niet in zijn stelling dat de aankopen uit eigen vermogen waren betaald aannemelijk te maken.

In hoger beroep bevestigde Hof Den Haag de uitspraak van de rechtbank dat de inspecteur het inkomen van de uitkeringsgerechtigde terecht had gecorrigeerd.