De Wet IB 2001 noemt het uitponden van onroerende zaken als een voorbeeld van progressief belaste inkomsten uit arbeid die niet in dienstbetrekking wordt verricht. Toch is, net als voorheen onder de Wet IB 1964, bij het uitponden van onroerende zaken onder de Wet IB 2001 niet altijd sprake van belastbare arbeidsinkomsten. Daarvoor is nodig dat er meer of andere werkzaamheden worden verricht dan bij normaal actief vermogensbeheer het geval is of dat bijzondere kennis heeft bijgedragen aan het behalen van voordeel.

 

Hof Leeuwarden was van oordeel dat sprake was van belaste arbeidsinkomsten bij iemand die onroerende zaken in verhuurde staat aankocht, deze zaken splitste in appartementsrechten en ze verkocht zodra zij vrij van huur waren. Dat de betrokkene daarbij een actief huurbeëindigingsbeleid voerde, was een aspect dat meespeelde bij de beoordeling van de omvang van de werkzaamheden. Anders dan de betrokkene meende vormde dat beleid geen voorwaarde voor een bevestigende beantwoording van de vraag of de werkzaamheden normaal vermogensbeheer te boven gingen.

 

Volgens het hof was te voorzien dat de vrij van huur komende appartementen met winst zouden kunnen worden verkocht. Volgens een arrest van de Hoge Raad uit 1983 is algemeen bekend dat er een prijsverschil bestaat tussen verhuurde en vrij opleverbare woningen en pleegt de omstandigheid dat verhuurde woningen eens leeg komen in de prijs te zijn verdisconteerd. Het hof had niet aangegeven waarom het prijsverschil in dit geval niet in de koopprijs zou zijn verdisconteerd. Het oordeel dat de behaalde voordelen voorzienbaar waren, was onvoldoende gemotiveerd. De betrokkene had voor de splitsing van de onroerende zaken in appartementsrechten de hulp ingeroepen van een notaris en van een makelaar. Deze makelaar verzorgde het beheer en de verkoop van de appartementen. De voorzienbaarheid van het te behalen voordeel baseerde het hof mede op de kennis van de ingeschakelde deskundigen.

 

Volgens de Hoge Raad is het oordeel dat het splitsen in appartementsrechten, waarvoor een notaris moet worden ingeschakeld, altijd werkzaamheden meebrengt die normaal actief vermogensbeheer te boven gaan onjuist. Hof Arnhem oordeelde na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad als volgt. De inspecteur moest bewijzen dat de betrokkene, de door hem ingeschakelde makelaar of notaris werkzaamheden hebben verricht van enige omvang. De inspecteur slaagde er niet in dat te bewijzen. Evenmin wist hij aannemelijk te maken dat de betrokkene een actief huurbeëindigingsbeleid had gevoerd of dat bijzondere kennis van de betrokkene in belangrijke mate had bijgedragen aan het behalen van voordeel. Het bij verkoop behaalde voordeel was niet al bij de aankoop van de appartementen voorzienbaar, omdat er geen enkel zicht was op de duur van de lopende huurcontracten.