Voor de bij de verkoop van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan een herinvesteringsreserve worden gevormd. De boekwinst wordt dan niet belast maar afgeboekt op de aanschafwaarde van nieuwe investeringen in bedrijfsmiddelen. Onder de voorloper van de huidige Wet IB 2001, de Wet IB 1964, gold een vergelijkbare regeling, de vervangingsreserve. De vervangingsreserve stelde als voorwaarde dat de vervangende bedrijfsmiddelen in de onderneming dezelfde economische functie vervullen als de verkochte bedrijfsmiddelen.
Een BV was exploitant van een vakantiebungalowpark. Na de verkoop van het park vormde de BV een vervangingsreserve. De activa van de BV bestonden na de verkoop vrijwel geheel uit liquide middelen. Vervolgens werden de aandelen in de BV verkocht en werd de doelstelling van de BV gewijzigd. De BV kocht in 1998 een verhuurd kantoorpand en boekte op de aankoopprijs een deel van de vervangingsreserve af. Nog in hetzelfde jaar verkocht de BV het kantoorpand. Hof Den Bosch was van oordeel dat de functie van het verhuurde beleggingspand een andere was dan die van het verkochte vakantiepark. Er was geen sprake van investering in bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie als het vakantiepark.
Onroerende zaken die een belastingplichtige binnen het kader van een materiële onderneming exploiteert, vervullen niet dezelfde economische functie als onroerende zaken die een belastingplichtige ter belegging aanhoudt. De economische functie van in een materiële onderneming geëxploiteerde onroerende zaken is de verwezenlijking van het doel van de onderneming. De economische functie van beleggingspanden is het behalen van een rendement dat vergelijkbaar is met het rendement bij normaal vermogensbeheer. De Hoge Raad onderschrijft de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het hof, dat de exploitatie van een vakantiepark niet hetzelfde is als het beleggen in onroerende zaken, juist. Het oordeel behoefde ook geen nadere motivering.