De uitgaven, die een ondernemer doet, komen ten laste van de winst van de onderneming als de uitgaven zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Uitgangspunt is dat de ondernemer zelf bepaalt op welke wijze hij zijn onderneming drijft en dus zelf beoordeelt of bepaalde uitgaven nut hebben voor de onderneming. Er dient wel een redelijke verhouding te zijn tussen de uitgaven en het nut van deze uitgaven voor de onderneming. Bestaat er een wanverhouding tussen de uitgaven en het nut daarvan, dan zijn de uitgaven niet zakelijk en komen zij niet in aftrek op de winst van de onderneming.
De vraag of uitgaven nog zakelijk waren stond centraal in een procedure van een tandarts die de kosten van een zogenaamde masterclass tandheelkunde ten laste van zijn winst wilde brengen. De totale kosten daarvan bedroegen € 63.540. De belastingdienst accepteerde de aftrek van deze kosten ten laste van de winst slechts gedeeltelijk en liet het restant als scholingsuitgaven ten laste van het inkomen van de tandarts komen. Dat had gevolgen voor de destijds geldende scholingsaftrek.
De rechtbank vond dat de tandarts voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de masterclass had gevolgd om zakelijke redenen en niet om zijn persoonlijke uitrusting te verbeteren. Verder vond de rechtbank dat er geen wanverhouding bestond tussen de hoogte van de uitgaven en het nut van de uitgaven voor de onderneming. Om die reden mochten de uitgaven geheel ten laste van de winst worden gebracht. Wel bracht de rechtbank een correctie aan in het jaar waarin de kosten ten laste van de winst konden worden gebracht. De tandarts had alle uitgaven in het jaar van betaling ten laste van zijn winst gebracht. Omdat een deel van de masterclass in de daarop volgende jaren werd gevolgd, moesten de kosten gespreid ten laste van de winst worden gebracht.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Hof Arnhem onderschreef de uitspraak van de rechtbank.


