Lease en verhuur van roerende zaken die in Nederland worden gebruikt zijn belast met Nederlandse omzetbelasting, ongeacht waar de verhuurder of de leasemaatschappij is gevestigd. Gaat het om een buitenlandse ondernemer, dan wordt de heffing van omzetbelasting verlegd naar de in Nederland gevestigde afnemer, tenzij de buitenlandse ondernemer in Nederland een vaste inrichting heeft.
Het Hof van Justitie EG heeft over het begrip vaste inrichting gezegd dat de buitenlandse ondernemer daartoe over eigen personeel moet beschikken en overeenkomsten moet kunnen opstellen of bestuursbeslissingen moet kunnen nemen. Er moet een structuur zijn die een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk maakt. Ontbreken deze factoren, dan is er in de lidstaat geen vaste inrichting.
Een school had een leasecontract gesloten voor computers met een Ierse firma. De offerte was door een Nederlandse agent van de firma aan de school aangeboden. De facturen vermeldden een correspondentieadres in Ierland. Volgens de rechtbank had de Ierse firma in Nederland geen vaste inrichting omdat haar agent niet bij haar in dienst was en niet bevoegd was om zelfstandig leaseovereenkomsten te sluiten. Dat betekende dat met toepassing van de verleggingsregeling de omzetbelasting door de school moest worden aangegeven. Aangezien de school dat niet had gedaan, had de belastingdienst terecht een naheffingsaanslag aan de school opgelegd.


