Bij de verkrijging van onroerende zaken moet overdrachtsbelasting betaald worden. Dat geldt in bepaalde gevallen ook voor de verkrijging van aandelen in een onroerende zaaklichaam. De wet stelt de aandelen in een dergelijke vennootschap namelijk gelijk aan onroerende zaken. Deze bepaling is opgenomen in de wet om te voorkomen dat door de inbreng van een onroerende zaak in een aandelenvennootschap, gevolgd door de verkoop van de aandelen in plaats van de verkoop van de onroerende zaak zelf, de overdrachtsbelasting ontgaan kan worden.
In een procedure voor Hof Den Haag was de vraag of bij de heffing van overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen rekening gehouden mag worden met het feit dat de verkrijger via een andere vennootschap al een belang van 50% in de onroerende zaakvennootschap heeft. In het verleden heeft de staatssecretaris van Financiën bij een verkrijging van aandelen als gevolg van de liquidatie van een tussenholding de hardheidsclausule toegepast. Sindsdien is de Wet echter veranderd.
Zowel de rechtbank als Hof Den Haag is van oordeel dat geen rekening gehouden moet worden met het middellijke belang in een onroerende zaaklichaam. De volledige waarde van de aandelen is aan de heffing van overdrachtsbelasting onderworpen.
Het verschil met de situatie waarin de staatssecretaris in het verleden de overdrachtsbelasting wel verminderde was zo groot, dat de verkrijger van de aandelen in de procedure daaraan geen vertrouwen kon ontlenen dat ook in zijn geval de verkrijging zou worden gewaardeerd met inachtneming van zijn middellijke belang in het onroerende zaaklichaam.


