Bij de levering van onroerende zaken moet overdrachtsbelasting worden betaald. Voor de verkrijging van een monumentenpand door een rechtspersoon die als doelstelling heeft de instandhouding van monumenten, geldt een vrijstelling
van overdrachtsbelasting. De monumentenvrijstelling geldt alleen als de onroerende zaak op het moment van de levering is opgenomen in een monumentenregister. Hof Den Haag heeft op 1 mei 2009 beslist dat de vrijstelling ook moet gelden voor de verkrijging van
een monument door een natuurlijk persoon. De gedachte achter de vrijstelling is de bevordering van het behoud van monumenten. Volgens Hof Den Haag maakt het niet uit of dat gedaan wordt door een rechtspersoon of door een natuurlijk persoon. De staatssecretaris
van Financiën kan zich vinden in de uitspraak van het Hof en heeft in een besluit het beleid van het ministerie op dit punt aangepast met terugwerkende kracht tot 1 mei 2009. Omdat de vrijstelling nu ook voor natuurlijke personen geldt, vervalt de voorwaarde
dat de doelomschrijving van een rechtspersoon de instandhouding van monumenten moet omvatten.
Er wordt niet teruggekomen op voldoeningen op aangifte dan wel naheffingsaanslagen die vóór 1 mei 2009 onherroepelijk zijn komen vast te staan.
De vrijstelling geldt niet als een onroerende zaak wordt verkregen voordat deze als monument is ingeschreven in een van de registers. In gevallen waarin met het oog op het behoud een onroerende zaak al voor de inschrijving
wordt verkregen kan onder voorwaarden de vrijstelling toch worden toegepast. Deze voorwaarden zijn:
- de aanvraag tot aanwijzing als monument moet uiterlijk op het moment van de verkrijging zijn ingediend,
- de onroerende zaak is binnen tien maanden na de verkrijging als monument ingeschreven in de registers,
- in de aangifte overdrachtsbelasting wordt een beroep op de vrijstelling gedaan. Het verzoek tot aanwijzing als monument wordt als bijlage meegestuurd.


