Bij iemands overlijden moeten zijn erfgenamen successierecht betalen over hun aandeel in de nalatenschap. De nalatenschap is het saldo van bezittingen en schulden van de overledene op zijn sterfdatum. De omvang van de nalatenschap is niet altijd eenvoudig te bepalen.

In een zaak die onlangs door Hof Amsterdam is behandeld deden zich enkele bijzondere omstandigheden voor, waarvan niet op voorhand duidelijk was welke invloed zij hadden op de omvang van de nalatenschap. Deze bijzondere omstandigheden vonden hun oorsprong in het verleden, bij het overlijden van de moeder van de overledene. Haar twee kinderen, een zoon en een dochter, waren de enige erfgenamen. Onderdeel van de nalatenschap van moeder was een boerderij met grond. Deze werd toebedeeld aan de zoon. Wegens overbedeling kreeg hij een rentedragende schuld aan zijn zuster. Bij de verdeling van de boedel van moeder werd een meerwaardeclausule overeengekomen. Op grond daarvan zouden de kinderen bij verkoop van de boerderij de meeropbrengst boven de taxatiewaarde delen.

Vervolgens overleden de zuster en haar echtgenoot. Zij hadden een dochter. Deze dochter was de enige erfgenaam van haar oom bij diens overlijden. Als nabestaande van haar moeder had zij de vordering wegens overbedeling verkregen en was zij gerechtigd tot de helft van de meerwaarde van de boerderij. De vraag was of met de schuld wegens overbedeling en de voorwaardelijke schuld uit de meerwaardeclausule rekening gehouden moest worden bij de bepaling van de nalatenschap. De boerderij werd na het overlijden verkocht aan derden voor een bedrag van € 380.000.

Met schulden onder opschortende voorwaarde wordt ten tijde van het overlijden niets gedaan. Pas als de voorwaarde in vervulling is gegaan, wordt de aanslag successierecht verminderd. In dit geval ging de voorwaarde in vervulling bij de verkoop van de boerderij voor een hogere waarde dan de taxatiewaarde. De opgelegde aanslag successierecht werd door die gebeurtenis herzien.

De inspecteur wilde met de schuld geen rekening houden omdat door het overlijden de schuld en de vordering in een hand waren gekomen. Volgens het Hof hield de inspecteur geen rekening met het feit dat de verkrijging krachtens erfrecht van de boerderij voor de helft van de meerwaarde geen waarde toevoegde aan het vermogen van de erfgename. Zij had immers al recht op de helft van die meerwaarde door de meerwaardeclausule.

Ten aanzien van de overbedelingsschuld meende de inspecteur dat deze was afgelost. In de aangifte successierecht van de zuster was geen overbedelingsvordering opgenomen. De rente was nooit aangegeven voor de inkomstenbelasting.

Het Hof accepteerde de verklaring van de erfgename dat zij pas na het overlijden van haar oom de akte van de boedelverdeling had gevonden waarin de overbedelingsschuld was opgenomen.