Het is niet ongebruikelijk om in arbeidsovereenkomsten een proeftijdbeding op te nemen. Tijdens de proeftijd kan de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang worden opgezegd, zowel door de werkgever als door de werknemer.
In een arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar was een proeftijd van een maand opgenomen. Kort voor het einde van de overeengekomen proeftijd deelde de werkgever mee dat hij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen met een beroep op het proeftijdbeding, tenzij de werknemer in zou stemmen met een verkorting van de duur van de arbeidsovereenkomst tot zes maanden. De werknemer stemde in met de wijziging van de arbeidsovereenkomst, maar beriep zich vervolgens op de nietigheid daarvan toen de werkgever de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de zesmaandsperiode niet wilde verlengen. De kantonrechter deelde de opvatting van de werknemer, maar Hof Arnhem oordeelde anders. Volgens het hof mogen partijen een tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst aanpassen en dus mogen zij ook de termijn, waarvoor deze is aangegaan, aanpassen. Anders dan de werknemer meende was door de wijziging van de arbeidsovereenkomst de proeftijd niet verlengd. Gedurende de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst kon de werkgever deze niet met onmiddellijke ingang opzeggen. Het hof vond niet dat de werkgever de werknemer onredelijk onder druk had gezet door aan te geven dat hij van plan was de arbeidsovereenkomst te beëindigen als de werknemer niet zou instemmen met aanpassing.


