De houder van een motorrijtuig is verplicht om motorrijtuigenbelasting te betalen en het motorrijtuig te verzekeren. De geldigheid van het kentekenbewijs kan geschorst worden. Tijdens schorsing van het kenteken hoeft geen belasting betaald te worden en hoeft het voertuig ook niet verzekerd te zijn. Wie tijdens schorsing van het kenteken toch gebruik maakt van de openbare weg met het voertuig, kan rekenen op een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. Een naheffingsaanslag kan over een periode van maximaal een jaar worden opgelegd, maar gaat niet verder terug dan de datum waarop het houderschap van het voertuig is begonnen.
Tijdens een schorsing werd geconstateerd dat een auto op de openbare weg geparkeerd stond. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting op over de periode die begon op de dag van tenaamstelling van het voertuig en eindigde op de dag voor de opheffing van de schorsing. Tegelijk werd een boete opgelegd, die even hoog was als de nageheven belasting.
Omdat tussen partijen niet in geschil was dat de auto in de naheffingsperiode gedurende vijf maanden in een privéhal had gestaan, vond de rechtbank Breda dat de naheffingsaanslag beperkt moest worden tot de periode vanaf de aanvang van het gebruik van de openbare weg tot de datum van opheffing van de schorsing.