Voor de Wet WOZ moeten onroerende zaken afzonderlijk worden gewaardeerd, tenzij sprake is van een samenstel van onroerende zaken. Een samenstel wordt als geheel gewaardeerd.
Twee afzonderlijke maar aan elkaar grenzende woningen waren eigendom van dezelfde persoon. Op de begane grond en de eerste verdieping waren doorgangen gemaakt tussen beide panden. Op de zolderverdieping van beide panden was een dakkapel aangebracht die van buiten gezien één doorlopende constructie was. Ook de achtertuinen vormden één geheel. De begane grond van de ene woning was in gebruik bij de eigenaresse, de begane grond van de andere woning was in gebruik bij haar zoon. De op de verdiepingen van de panden gelegen kamers werden verhuurd aan studenten.
De vraag was of voor de toepassing van de Wet WOZ sprake was van een samengesteld pand of van twee afzonderlijke panden.
Hof Den Haag was van oordeel dat de panden bestemd waren om als één complex te worden gebruik, aangezien ze waren aangepast om als één studentenhuis te dienen. Ook vanwege het feitelijke gebruik was sprake van één complex. Op basis van de uiterlijke kenmerken was eveneens sprake van één geheel. Voor de Wet WOZ vormden beide panden een samenstel dat als zodanig moet worden gewaardeerd.


